Privaatrechtelijke zaken in het fysieke domein

Met deze blog voegt Ruimtemeesters een nieuwe serie aan haar blogs toe: privaatrechtelijke zaken in het fysieke domein. Onze Ruimtemeesters zien namelijk dat gemeenten steeds vaker aansprakelijk worden gesteld. De aftrap van deze serie: de gemeente als wegbeheerder. Kent u nog andere interessante onderwerpen? Laat het ons weten! Wie weet ziet u uw onderwerp in een volgende aflevering terug.

 

Deel I: De gemeente als wegbeheerder:

Over losliggende stoeptegels, gladheid en ander leed op de weg

Een oudere dame valt over losliggend tegelwerk. Een fietser gaat onderuit over natte bladeren op het fietspad. Een student glijdt uit door ijzel op de weg. Wat hebben deze situaties gemeen? Het juridisch kader. Benadeelden stellen de gemeente namelijk vaak aansprakelijk op grond van haar verantwoordelijkheid als wegbeheerder (art. 6:174 BW). Gemeenten zijn verantwoordelijk voor een goede staat van de openbare weg. Dit is een risicoaansprakelijkheid: schuld of anderszins bekendheid met het gebrek en het mogelijke gevaar is voor aansprakelijkheid niet vereist.  Betekent dit dat de gemeente altijd aansprakelijk is voor problemen aan de weg? Zeker niet.

 

Hoe kan uw gemeente terecht aansprakelijkheid afwijzen? Enkele handreikingen:

Betreft het een opstal?[1]  Een aangelegde weg[2] is een opstal. Er is geen sprake van een opstal als het een tijdelijke, verplaatsbare constructie betreft die niet bedoeld is om duurzaam ter plaatse te blijven. Denkt u aan mobiele verkeersdrempels, waarschuwingshekken en steunconstructies.[3]

Is de gemeente bezitter van de weg?  Voor aansprakelijkheid dient de weg niet alleen binnen de gemeentegrenzen te liggen en openbaar te zijn,[4] maar ook onder het beheer van uw gemeente te vallen.[5] U kunt dat de Kaart Wegbeheer van Rijkswaterstaat nagaan.

Is de weg gebrekkig? Een weg is gebrekkig als deze niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen.[6] De richtlijnen van het CROW kunnen een aanwijzing geven in de beoordeling of sprake is van een gebrekkige weg.[7] Niet elke oneffenheid of afwijking maakt een weg gebrekkig: als het gebrek goed waarneembaar is –  in die omstandigheden en bij het gemiddelde gebruik van die weg of dat pad – dan is dat een aanwijzing contra aansprakelijkheid. Ook als het incident is veroorzaakt door verkeersgedrag dat de gemeente niet behoefde te verwachten zal niet snel sprake zijn van een gebrekkige weg. De gemeente mag verwachten dat een weggebruiker de algemeen in acht te nemen voorzichtigheid betracht. Zo mag van een bestuurder van een scootmobiel worden verwacht dat hij niet zomaar elke oneffenheid in de weg overgaat.[8] De gemeente zal echter zelf een inschatting moeten maken van het verkeersgedrag dat zij daar van weggebruikers kan verwachten en moet daar met maatregelen op anticiperen. Leid uw gemeente een afgezet fietspad om over een gedeelte van een voetpad dat verderop – na het einde van de afzetting – veel losliggende tegels heeft? Dan dient u maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat fietsers na het einde van de afzetting terugkeren naar het fietspad en niet op het voetpad blijven fietsen.[9] Is er een oneffenheid van meerdere centimeters aanwezig in een veelgebruikt, openbaar looppad? Dan is veelal snel sprake van een gebrek.[10] Bevind die oneffenheid zich buiten het gebruikelijke loopvlak? Dan is dat een indicatie contra aansprakelijkheid. Gladheid door ijzel of sneeuw maakt de weg nog niet gebrekkig.[11]  Als de weg niet gebrekkig is in de zin van art. 6:174 BW en de gemeente ook haar zorgplicht uit hoofde van art. 6:162 BW in acht heeft genomen zal zij niet aansprakelijk zijn voor enige schade.[12]

 

Hoe kan uw gemeente de  schadeplichtigheid beperken?

Is uw gemeente aansprakelijk gesteld en meent u dat uw gemeente aansprakelijk is? Kijkt u dan ook eens kritisch naar mogelijke eigen schuld van de benadeelde (art. 6:101 BW). Welk verkeersgedrag mocht in die omstandigheden van de verkeersdeelnemer verwacht worden? Ook de schadebeperkingsplicht (ook art. 6:101 BW) kan uitkomst bieden, bijvoorbeeld als een persoon zijn revalidatie na het incident niet adequaat oppakt of anderszins niet voldoende doet om zijn schade te beperken door bijvoorbeeld de duurste uitvoering of aanbieder te kiezen. Dan mag een deel van de schade voor zijn rekening gelaten worden. Betreft het materiële schade? Dan kan ook de nieuw-voor-oudaftrek de schadeplichtigheid beperken. Als door een val een drie jaar oude laptop beschadigd raakt, betekent dat niet dat de gemeente de volle pond voor een nieuwe laptop hoeft te betalen. Zij mag de gebruikelijke afschrijving op een dergelijk voorwerp in aftrek brengen op de gevorderde nieuwprijs. Verder loont het om bewijsstukken ter onderbouwing van de schade en het schadebedrag kritisch te bekijken. En wellicht is er een partij op wie u uw schade kunt verhalen, zoals een (onder)aannemer aan wie het gebrek in de weg te wijten is. Kijkt u dan in het bestek[13] van het werk en/of de aannemingsovereenkomst tussen aannemer en gemeente wat daarin is geregeld over aansprakelijkheid.

 

Afsluiting

Heeft u nog vragen over deze column of weet u mooie onderwerpen voor een volgende aflevering? Neemt u dan gerust contact op.

 


 

[1] Zie art. 6:174 lid 4 BW: onder opstal in dit artikel worden verstaan gebouwen en werken, die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken.

[2] Onverharde wegen zijn geen opstal (TM, Parl. Gesch. BW Boek 6, p. 754 en VV II,Parl. Gesch. BW Boek 6, p. 758). Bermen behoren in beginsel tot de weg, indien weg en berm op elkaar zijn afgestemd. Zie voor een voorbeeld van een gebrekkige berm: HR 4 april 2014,ECLI:NL:HR:2014:831NJ 2014/ 368 (Reaal NV/Deventer) Ook de weguitrusting behoort tot de weg, zoals de vangrail, reflectorpaaltjes en bewegwijzeringsborden.

[3] Het is goed verdedigbaar dat tijdelijke bouwwegen of paden die specifiek zijn aangelegd om tijdens werkzaamheden als weg of pad te functioneren (en dus niet over al bestaande wegen gaan), geen opstal zijn. Als geen sprake is van een opstal, kan de benadeelde terugvallen op art. 6:162 BW met de stelling dat de gemeente niet aan haar zorgplicht heeft gedaan, bijvoorbeeld door niet te waarschuwen.

[4] Zie art. 6:174 lid 6 BW. Openbare wegen zijn rechtens in beginsel voor ieder toegankelijke verkeersbaan (NvW, Parl. Gesch. BW Inv. 3, 5 en 6 Boek 6, p. 1392). Als een weg aan de openbaarheid is onttrokken door een verkeersbesluit ex art. 6 Wegenwet, is geen sprake (meer) van een openbare weg.

[5] Door een gemeente lopen immers ook rijkswegen, provinciale wegen, waterschapswegen, eigen wegen of openbare wegen in particulier bezit.

[6] Zie art. 6:174 lid 1 BW. Een openbare weg is niet gebrekkig als deze in de staat van onderhoud verkeert die men voor dit soort weg kan eisen (NvW, Parl. Gesch. BW Inv. 3, 5, 6 Boek 6, p. 1394). Relevante factoren bij de beoordeling of de weg gebrekkig is, zijn: licht, zicht en weersomstandigheden, het soort weg, de wijze van het weggebruik en de verkeersdrukte (autobaan of B-weggetje) alsmede de gerechtvaardigde verwachtingen die men ter plekke mag koesteren (een volledig egaal trottoir?). Welke verwachtingen gerechtvaardigd zijn, is verder afhankelijk van het soort weggebruiker (voetganger of truck met oplegger?). Ontleend aan Tekst en Commentaar Burgerlijk Wetboek 6 bij art. 6:174 BW, aantekening 7.

[7] Deze richtlijnen zijn geen recht, maar worden wel als gezaghebbend beschouwd. Voor een analyse van de rechtspraak over de status van CROW-normen verwijs ik u naar het artikel van mr. P. Oskam en mr. J.S. Overes, De juridische status en het gebruik van CROW-richtlijnen bij wegbeheerdersaansprakelijkheidszaken, Verkeersrecht 2015, 6, p. 214 – 220.

[8] Rb. Haarlem 22 september 2010, ECLI:NL:RBHAA:2010:BO4555.

[9] Hof ‘s-Gravenhage 29 maart 2005, Prg. 2007/148.

[10] HR 19 december 2008, NJ 2009/28.

[11] Zie onder meer Rb. ’s-Gravenhage 30 mei 2012, NJF 2012/307 en de daarin genoemde rechtspraak. Als blijkt dat de gemeente niet adequaat heeft gereageerd op de gladheid, kan zij mogelijk wel onrechtmatig handelen op grond van art. 6:162 BW.

[12] Daarvoor gelden de kelderluik-criteria. Voor een voorbeeld, zie Rb. Rotterdam 22 februari 2012, ECLI:NL:RBROT:2012:BV6621.

[13] Let op: in RAW-bestekken zijn veelal de UAV van toepassing verklaard. Die geven op veel punten een afwijkende regeling van het Burgerlijk Wetboek.

Gepubliceerd op apr 1, 2016 en geschreven door:
Koen van Polanen

Koen van Polanen

Directeur / Juridisch Adviseur

Blijf op de hoogte en schrijf je in voor de nieuwsbrief

Nieuwsbriefinschrijving