Samenwonen door seizoenarbeiders in een zomerhuis te zien als één huishouden?

Seizoenarbeiders (arbeidsmigranten) en mensen die voor hun ontspanning in een zomerhuisje verblijven, gaan vaak niet erg goed samen. Een vakantiepark met zomerhuisjes waar veel seizoenarbeiders wonen, zorgt dan ook vaak voor moeilijkheden. In een uitspraak van 8 november 2017 speelt een dergelijke zaak en gaat de Afdeling in op de vraag of seizoenarbeiders, die samen in een zomerhuisje wonen, gezien kunnen worden als één gezamenlijk huishouden.

De situatie

De gemeente heeft een aantal eigenaren van zomerhuisjes een last onder dwangsom opgelegd. De reden hiervoor is dat er volgens de gemeente in deze zomerhuizen in strijd met het bestemmingsplan meer dan één huishouden was gehuisvest. In het bestemmingsplan was namelijk onder de definitie van zomerhuis opgenomen, dat er sprake moest zijn van niet permanente huisvesting van één huishouden. Wat onder “huishouden” verstaan moet worden, is niet opgenomen in het bestemmingsplan en daarom is aansluiting gezocht bij de definitie in de Van Dale. De gemeente is van mening dat er sprake is van één huishouden als één of meer personen in vast verband samenleven en er sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en van onderlinge verbondenheid. De Afdeling vindt deze uitleg niet onredelijk.

Één huishouden?

Het begrip “één huishouden” is in de rechtspraak al vaker naar voren gekomen. Zo is het inmiddels vaste rechtspraak dat kamerverhuur aan studenten waar slechts één huishouden is toegestaan, niet mogelijk is. Nu ligt de vraag voor of het samenwonen door seizoenarbeiders in een zomerhuis gezien kan worden als één huishouden. Veel seizoenarbeiders hebben zelf aangegeven dat ze niet samen één huishouden vormen en dat zij door hun werkgever op het vakantiepark gevestigd zijn. Verder is bij controles op het park gebruik gemaakt van vragenlijsten. Deze vragenlijsten geven een nadere invulling van het begrip “huishouden”. Zo was er bijvoorbeeld de vraag wat de relatie was van de bewoners. Waren ze collega’s, hadden ze een affectieve relatie met elkaar of een andere relatie? Om van een huishouden te kunnen spreken, was het volgens de gemeente niet noodzakelijk dat bewoners een affectieve relatie met elkaar hadden. Als bewoners aangaven familie te zijn van elkaar, dan was er volgens de gemeente in ieder geval sprake van één huishouden. Uiteindelijk is de gemeente van mening dat seizoenarbeiders die met elkaar in een zomerhuisje verblijven en geen affectieve of familiaire band met elkaar hebben en op hun hoofdverblijf niet samenwonen (vrijwel altijd zal dit hoofdverblijf in het buitenland zijn), niet als één huishouden gezien kunnen worden. De verbondenheid en continuïteit ontbreekt namelijk in dat geval. De Afdeling volgt dit oordeel.

Conclusie

Seizoenarbeiders die samen in een zomerhuisje wonen en geen familie zijn van elkaar of een affectieve relatie hebben met elkaar kunnen niet gezien worden als één huishouden.

Hulp of advies nodig? Onze experts zijn er om te helpen! Neem contact met ons op.
Lees meer over dit onderwerp op onze pagina Arbeidsmigranten of onze expertise Handhaving, Openbare Orde en Veiligheid.

Gepubliceerd op nov 16, 2017 en geschreven door:
Koen van Polanen

Koen van Polanen

Directeur / Juridisch Adviseur

Blijf op de hoogte en schrijf je in voor de nieuwsbrief

Nieuwsbriefinschrijving