Actualiteiten omgevingsrecht – week 18

Einde crisistijd – houdbaarheid ‘kruimelgevallenregeling’. (ECLI:NL:RVS:2019:1484)

De gemeente Midden-Drenthe verleent een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een aanbouw en opbouw op de woning door middel van de zogenaamde kruimelgevallenafwijking. Volgens een aantal buurtbewoners past de opbouw niet binnen de uniforme laagbouwstijl van de woningen. Zij vrezen dat andere woningen in de wijk dit voorbeeld zullen volgen en dat zij daarmee hun privacy en uitzicht verliezen en hun woningen minder waard zullen worden. Ze gaan in bezwaar, beroep en hoger beroep bij de ABRS en voeren onder andere aan dat de zogenoemde kruimelgevallenregeling in het leven is geroepen om barrières voor de bouwsector weg te nemen in een periode dat die sector in zwaar weer verkeerde. Hetgeen nu niet meer het geval is. Tevens wijzen ze erop dat de toepassing van de kruimelgevallenregeling in dit geval voor omwonenden onzekerheid met zich brengt, ook over de toelaatbaarheid van mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de straat.

De ABRS oordeelt dat noch uit de relevante wettekst bij de kruimelgevallenregeling, noch uit de geschiedenis van totstandkoming van deze bepalingen blijkt dat met de kruimelgevallenregeling is beoogd om bij te dragen aan de bestrijding van de crisis in de bouwsector of om de toepassing van deze regeling te beperken tot planologisch ondergeschikte gevallen. Er worden geen nadere beperkingen gesteld aan de omstandigheden waarin deze regeling kan worden toegepast. De onzekerheid voor omwonenden over welke activiteiten in de toekomst in hun omgeving met toepassing van de kruimelgevallenregeling zullen worden toegestaan, leidt ook niet tot een ander oordeel.

Vervlochten hotelstructuur en Wet Bibob. (ECLI:NL:RVS:2019:1471)

De burgemeester van Amsterdam weigert de exploitatievergunning en drank- en horecawetvergunning (DHW-vergunning) voor een aantal hotels in Amsterdam die in eigendom zijn van één familie, te weten twee broers. Daarnaast worden enkele drank- en horecavergunningen van (hotels van) dezelfde twee broers ingetrokken. Dit vanwege strafbare feiten omtrent de financiering van één van de hotels. Er wordt bezwaar, beroep en uiteindelijk hoger beroep bij de ABRS ingesteld.

Het is volgens de ABRS aannemelijk dat bij de financiering van één van de hotels strafbare feiten zijn gepleegd. Dat de andere hotels niet direct in verband kunnen worden gebracht met deze strafbare feiten maakt volgens de ABRS niet dat de exploitatie- en DHW-vergunningen van die andere hotels niet hadden mogen worden geweigerd dan wel worden ingetrokken. Dit omdat het gaat om gelijksoortige bedrijfsactiviteiten en de hotels allemaal tot dezelfde hotelgroep behoren en indirect volledig in eigendom zijn van de desbetreffende broers. Door de vervlechting van de hotels is het vermoedelijk behaalde voordeel niet slechts beperkt tot één hotel. De ABRS oordeelt dat het dan ook met de andere hotels mogelijk is om de uit de vermoedelijk gepleegde strafbare feiten verkregen op geld waardeerbare voordelen te benutten. Gelet hierop heeft de burgemeester zich terecht op het standpunt gesteld dat het ernstige gevaar dat daaruit voortkomt de weigering en intrekking van de exploitatie- en DHW-vergunningen van alle geraakte hotels op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet Bibob rechtvaardigt.


Wilt u op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen en actualiteiten in het omgevingsrecht? Ruimtemeesters houdt wekelijks de laatste jurisprudentie bij. Volg onze LinkedIn bedrijfspagina of het nieuws op onze website.

Gepubliceerd op mei 22, 2019 en geschreven door:
Guido Duijvestijn

Guido Duijvestijn

Juridisch Adviseur Omgevingsrecht & Adviseur Ruimtelijke Ordening

Blijf op de hoogte en schrijf je in voor de nieuwsbrief

Nieuwsbriefinschrijving