Actualiteiten Omgevingsrecht – Week 13 | 2023

Jurisprudentie Omgevingsrecht

Bijdrage gemeentelijke plankosten (ECLI:NL:RVS:2023:1239)

Het college van de gemeente Beemster heeft geweigerd om een omgevingsvergunning te verlenen voor het, in strijd met het bestemmingsplan, realiseren van een parkeerterrein. Het college wil eerst een anterieure overeenkomst sluiten met de initiatiefnemer. In deze overeenkomst is opgenomen dat de initiatiefnemer, in plaats van legeskosten, een bijdrage dient te betalen voor het in behandeling nemen van de vergunningaanvraag. De initiatiefnemer is het niet eens met deze bijdrage en stelt dat het college niet bevoegd is om dit te vragen en enkel leges mag heffen. De initiatiefnemer weigert daarom deze overeenkomst te sluiten. Als gevolg hiervan is het college van mening dat de uitvoerbaarheid van het project niet is verzekerd en het initiatief daarom in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, op basis waarvan de omgevingsvergunning mag worden geweigerd (artikel 2.12 lid 1 onder a Wabo).
Volgens de rechtbank is geen sprake van strijd met een goede ruimtelijke ordening, wanneer de initiatiefnemer weigert een bijdrage in de gemeentelijk plankosten te betalen. Er ontbreekt namelijk ruimtelijke samenhang tussen deze bijdrage en het initiatief. Bovendien is de bijdrage niet bedoeld om een nadelige ruimtelijke ontwikkeling te compenseren.
Het college kan zich hier niet in vinden en stelt dat in afdeling 6.4 van de Wro ‘kosten van grondexploitatie’ is neergelegd, waaronder ook de gemeentelijke plankosten vallen. Deze kosten mogen verhaald worden wanneer sprake is van een ‘aangewezen bouwplan’ (artikel 6.2.1 Bro). Het realiseren van een parkeerterrein kan niet worden aangemerkt als een bouwplan, maar de Bro staat er niet aan in de weg dat hiervoor tóch een overeenkomst kan worden gesloten. Dit betekent dat kostenverhaal een ruimtelijke aspect heeft.
Daarnaast stelt het college dat verlening van een gevraagde vergunning, afhankelijk mag worden gesteld van betaling van een financiële bijdrage anders dan via leges. Ter onderbouwing hiervan wordt een eerdere uitspraak van de Afdeling aangehaald. In deze uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat “het niet onredelijk is dat het college aan het vaststellen van een wijzigingsplan, de voorwaarde heeft gesteld dat een planschadevergoedingsovereenkomst wordt gesloten, waarin initiatiefnemer zich verbindt om de daaruit voortvloeiende planschade voor zijn rekening te nemen” (ECLI:NL:RVS:2012:BV1816).
De Afdeling geeft aan dat planologische nadelen van een gewenste ruimtelijke ontwikkeling, kunnen worden ondervangen door het nemen van compenserende maatregelen of voorzieningen. Dit moet dan wel zijn opgenomen in een structuurvisie. Om dit te kunnen bekostigen kan in een overeenkomst een (verevenings-)bijdrage worden afgesproken. Als in een dergelijk geval geen overeenkomst tot stand komt, dan kan benodigde planologische medewerking worden geweigerd. In dat geval is het immers niet (financieel) zeker dat ter compensatiemaatregelen of voorzieningen kunnen worden genomen. Wanneer er echter géén planologische bezwaren bestaan, dan kan planologische medewerking niet worden geweigerd wanneer de initiatienemer geen financiële bijdrage wil overeenkomen (ECLI:NL:RVS:2013:1783 en ECLI:NL:RVS:2019:2950).
In dit specifieke geval is de door het college gevraagde financiële bijdrage niet bedoeld om een nadelige ruimtelijke ontwikkeling te compenseren. Het gaat enkel om een vergoeding voor de gemeentelijke kosten. Om deze reden is er volgens de Afdeling geen ruimtelijke samenhang tussen het initiatief en het doel van de bijdrage.
Verder gaat de door het college aangehaalde uitspraak over tegemoetkoming in planschade en het verhaal daarvan (artikel 6.4a van de Wro). De Afdeling heeft geoordeeld dat wanneer een planologische wijziging uitsluitend in het belang van de aanvrager is, de weigering om een dergelijke planschadeovereenkomst te sluiten een valide weigeringsgrond is.
De onderhavige zaak gaat echter over de kosten voor het gemeentelijke apparaat en dit is iets beduidend anders dan planschadekosten. Bovendien is voor het verhaal van gemeentelijke plankosten een legesverordening beschikbaar, welke geldt bij niet-aangewezen bouwplannen, op grond van het Bro. Het feit dat in de Legesverordening van de gemeente is opgenomen dat kostenverhaal via een overeenkomst wordt geregeld, doet hier niets aan af. Het is immers niet toegestaan om buiten het stelsel van de Wro, een weigeringsgrond voor een omgevingsvergunning te introduceren.

 

Belanghebbende bij een vergunningsaanvraag (ECLI:NL:RVS:2023:1253)

De eigenaar van een pand heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het herstellen van een (mandelige) keldermuur. Het college van de gemeente Utrecht stelt dat de eigenaar geen belanghebbende is bij de aanvraag (artikel 1:3 lid 2 Awb). De muur bevindt zich namelijk ook binnen het naastgelegen pand en er is sprake van gedeeld eigendom. Om deze reden stelt het college dat aannemelijk is dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt, omdat de aanvrager geen toestemming heeft van de eigenaar van het naastgelegen pand. Ook volgens de rechtbank heeft de aanvrager toestemming nodig van de andere eigenaar om werkzaamheden aan de keldermuur te kunnen verrichten. Het feit dat de aanvrager in een civiele procedure vervangende toestemming zou kunnen verkrijgen maakt dit niet anders. Dit betekent immers niet dat dergelijke toestemming ook verkregen wordt.
De aanvrager is het hier niet mee eens en stelt dat de eigenaar van het naastgelegen pand ook wil dat de keldermuur wordt hersteld. Daarnaast kan de aanvrager ook zonder toestemming van de andere eigenaar als belanghebbende worden aangemerkt. Ter onderbouwing hiervan wordt aangevoerd dat hij beschikkingsmacht over de keldermuur heeft als mede-eigenaar. Met deze positie heef hij de mogelijkheid om vervangede toestemming te verkrijgen via de civiele rechter.
In beginsel geldt dat een aanvrager om een omgevingsvergunning wordt verondersteld belanghebbende te zijn bij een beslissing op deze aanvraag. Dit is enkel anders wanneer aannemelijk is gemaakt dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt. (ECLI:NL:RVS:2017:2002).
In dit geval is uit een e-mail gebleken dat de eigenaar van het naastgelegen pand wil dat de keldermuur wordt hersteld, maar hij heeft geen toestemming verleend voor de aangevraagde werkzaamheden aan deze muur. Met het ontbreken van toestemming is echter niet aannemelijk gemaakt dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt. Er is namelijk sprake van gedeelde beschikkingsmacht. Bij mandelig eigendom kan daarom niet worden aangenomen dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt, vanwege de enkele omstandigheid dat toestemming van de mede-eigenaar ontbreekt. Bovendien kan de civiele rechter beoordelen of de mede-eigenaar zijn toestemming zonder redelijke grond heeft geweigerd, en vervolgens vervangende toestemming verlenen (ECLI:NL:RVS:2021:1095). Dit betekent dat de aanvrager als belanghebbende moet worden aangemerkt bij de aanvraag om een omgevingsvergunning, voor het herstellen van de keldermuur.

 

Welstandscriteria  (ECLI:NL:RVS:2023:1247)

Het college van de gemeente Utrecht weigert een omgevingsvergunning te verlenen voor de bouw van een vrijstaande woning met een witgepleisterde gevel, omdat de kleur niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand (artikel 2.10 lid 1 onder d Wabo i.s.m. artikel 12a lid 1 onder a Ww). Uit het advies van de welstandsommissie blijkt dat dit niet in overeenstemming is met de beeldregieregels. Het college heeft de beslissing op dit advies gebaseerd. Naar aanleiding hiervan heeft de aanvrager een nieuwe aanvraag ingediend waarbij de gevel van de woning uit grijskleurige bakstenen bestaat. Hiervoor heeft het college wél een omgevingsvergunning verleend. In de onderhavige zaak vraagt de aanvrager schadevergoeding van het college, bestaande uit legeskosten en het verschil in beraamde bouwkosten. Volgens de aanvrager mocht bij de welstandstoets niet worden uitgegaan van de beeldregieregels. Het uiterlijk van een bouwwerk mag enkel getoetst worden aan de vastgesteld gemeentelijke welstandsnota. De beeldregieregels zijn hier geen onderdeel van. Deze regels zijn immers pas later opgesteld en niet als zijnde welstandscriteria vastgesteld.
Het college is verantwoordelijk voor de welstandstoets en is niet gebonden aan het advies van de welstandscommissie. Dit advies mag overigens wel worden overgenomen, mits het advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten (artikel 3:9 resp. 3:2 van de Awb). Wanneer de aanvrager of een derde-belanghebbende twijfelt over het advies van de welstandscommissie, dan mag het college het welstandadvies enkel overnemen met een nadere toelichting.
Volgens de Afdeling zijn de beeldregieregels geen beleidsregels waarin welstandcriteria zijn opgenomen. Deze beeldregieregels zijn namelijk niet door de gemeenteraad als zodanig vastgesteld. Het feit dat de welstandsnota naar deze regels verwijst, doet hier niets aan af.
Bovendien blijkt uit de wetsgeschiedenis dat de welstandstoets alleen mag plaatsvinden aan de hand van de criteria die zijn neergelegd in de welstandsnota. Het is overigens wel toegestaan om nadere invulling te geven aan de welstandscriteria, wanneer die criteria beoordelingsruimte aan het college geven.
In dit specifieke geval komt geen van de geldende welstandscriteria overeen met het uitgangspunt over kleur dat in de beeldregieregels is opgenomen. Om deze reden kunnen de beeldregieregels geen nadere uitwerking zijn van de welstandsnota. Dit brengt met zich mee dat het advies van de welstandcommissie niet gebaseerd is op de welstandscriteria. Daarom mocht het college op basis daarvan, de aanvraag om een omgevingsvergunning niet weigeren.

Op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen en actualiteiten in het omgevingsrecht? Ruimtemeesters houdt wekelijks de laatste jurisprudentie bij. Volg ons op LinkedIn of schrijf je in voor onze maandelijkse nieuwsbrief om niets te missen!
Hulp of advies nodig? Onze experts zijn er om te helpen! Neem contact met ons op. 

Klaar voor een nieuwe uitdaging? Bekijk de openstaande juridische vacatures:

Ondernemende Jurist
Senior Jurist Omgevingsrecht
Medior Jurist Omgevingsrecht
Medior Jurist Handhaving
Junior Jurist
Juridisch Adviseur Omgevingsrecht

Gepubliceerd op apr 14, 2023 en geschreven door:
Manu Heezen

Manu Heezen

Juridisch adviseur Omgevingsrecht

Blijf op de hoogte en schrijf je in voor de nieuwsbrief

Nieuwsbriefinschrijving