Actualiteiten omgevingsrecht – week 29

Wanneer wordt het houden van honden bedrijfsmatig? (ECLI:NL:RBLIM:2019:6217)

De gemeente Echt-Susteren weigert handhavend op te treden tegen het houden van honden binnen een woonbestemming. Het geschil draait om het feit of er sprake is van bedrijfsmatige activiteiten. Vast is komen te staan dat er gemiddeld 15 volwassen honden aanwezig zijn op het perceel. Daarnaast zijn er regelmatig ook pups aanwezig. Op basis van vaste jurisprudentie (o.a. ECLI:NL:RVS:2013:1168 en ECLI:NL:RVS:2016:728) kan het aantal van 15 honden en diverse pups aangemerkt worden als strijd met de woonbestemming. Of dit ook werkelijk zo is, hangt af van de overige omstandigheden. De rechtbank oordeelt dat gelet op de manier hoe de dieren worden gehouden, de continuïteit daarvan, de geur- en geluidoverlast, de verkoopactiviteiten, de professionele presentatie op internet en de economische omvang van de activiteit dat er sprake is van strijd met de woonbestemming.

Handhavend optreden tegen stookoverlast van een houtkachel op grond van artikel 7.22 Bouwbesluit? (ECLI:NL:RBOBR:2019:4055)

Een vaker terugkerend onderwerp: overlast door het stoken van particuliere houtkachels. Kan een gemeente hier nu tegen optreden? In deze uitspraak oordeelde de rechtbank over de mogelijkheid om op te treden op grond van artikel 7.22 Bouwbesluit. Dit artikel bepaalt dat het verboden is om bij een woning rook, roet, walm of stof te verspreiden. De Rechtbank oordeelt, in lijn met eerdere jurisprudentie, dat artikel 7.22 een vangnetbepaling is. Het enkele feit dat een rookafvoerkanaal voldoet aan artikel 3.8 Bouwbesluit betekent niet dat er niet opgetreden kan worden. De gemeente had dus moeten onderzoeken of het gebruik van de houtkachel tot hinder leidt. De 22 (!) uitgevoerde inspecties van de gemeente geven hier geen uitsluitsel over. Nu de gemeente geen uitsluitsel geeft en kan geven over het feit of er sprake is van hinder kan het bestreden besluit (weigering tot handhavend optreden) niet in stand blijven. Het besluit wordt vernietigd.

NB: de rechtbank schakelde bij de beoordeling van de hinder de StAB in. De StAB heeft advies gegeven over hoe stookoverlast op grond van artikel 7.22 Bouwbesluit beoordeeld dient te worden. De StAB komt tot drie stappen. Ten eerste moet de gemeente kiezen voor een zachte aanpak. Dit betekent dat er in het geval van stookoverlast overgegaan moet worden tot voorlichting. De StAB geeft tien stooktips. Op het moment dat dit tot niets leidt dan moet er gekozen worden voor een harde aanpak, dit wil zeggen dat er een beoordeling ter plaatse dient plaats te vinden. De rechtbank is met de StAB van mening dat hierbij enige deskundigheid van de ambtenaar van de gemeente verwacht mag worden. Als laatste dient er dan een berekening plaats te vinden. De StAB adviseert hierbij om gebruik te maken van het programma V-Stacks. De rechtbank is het hier niet op voorhand mee eens maar stelt dat er meer onderzoek moet plaatsvinden door TNO en/of RIVM.

Wijziging oordeel ABRS inzake beoordeling stafbare feiten (Wet BIBOB) (ECLI:NL:RVS:2019:450)

Voor een intrekking van de vergunning op grond van de Wet BIBOB is het noodzakelijk dat er een samenhang bestaat tussen de ingetrokken vergunning en de gestelde strafbare feiten. Appellant betoogt dat voor het aan de intrekking ten grondslag leggen van de b-grond vereist is dat het college aantoont dat sprake is van gevaar dat het – te bouwen – bouwwerk wordt gebruikt voor criminele activiteiten. In dit geval was er sprake van milieuovertredingen (verbranden bouwafval) en belastingfraude. Appellant stelt dat dit geen strafbare feiten zijn die samenhangen met het gebruik van bouwwerken waarvoor vergunning is aangevraagd.

De ABRS oordeelt dat het enkele feit dat overtredingen inzake bouwregelgeving, arbeidsomstandigheden en milieu, zijn gepleegd bij eerdere bouwactiviteiten in de regel niet voldoende zijn voor het oordeel dat een vergunning moet worden geweigerd. Artikel 3 lid vijf Wet Bibob stelt immers dat er sprake moet zijn van evenredigheid van de weigering aan de mate van het gevaar en de ernst van de strafbare feiten. Het zal daarbij dus moeten gaan om overtredingen die ernstig zijn en/of structureel of stelselmatig zijn gepleegd. De Afdeling stelt haar eerdere oordeel (ECLI:NL:RVS:2018:3717) bij en stelt dat ook lichtere en incidentele overtredingen die zijn gepleegd tijdens of vanwege eerdere bouwactiviteiten worden betrokken bij de beoordeling van de evenredigheid en kunnen dus, hoewel zij daarvoor veelal niet zelfstandig dragend kunnen zijn, bijdragen aan het oordeel dat een aangevraagde omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen vanwege de b-grond moet worden geweigerd.


Wilt u op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen en actualiteiten in het omgevingsrecht? Ruimtemeesters houdt wekelijks de laatste jurisprudentie bij. Volg onze LinkedIn bedrijfspagina of het nieuws op onze website.

Gepubliceerd op aug 16, 2019 en geschreven door:
Guido Duijvestijn

Guido Duijvestijn

Juridisch Adviseur Omgevingsrecht & Adviseur Ruimtelijke Ordening

Blijf op de hoogte en schrijf je in voor de nieuwsbrief

Nieuwsbriefinschrijving