Actualiteiten Omgevingsrecht – Week 50 | 2021

Jurisprudentie Omgevingsrecht

Motorcrossterrein is geen stedelijke ontwikkeling – ECLI:NL:RVS:2021:2839

De raad van gemeente Ooststellingswerf heeft een bestemmingsplan vastgesteld, waarin op een perceel een bestaand motorcrossterrein als zodanig wordt bestemd. Appellant voert aan dat de behoefte aan het motorcrossterrein onvoldoende is gemotiveerd. Volgens appellant is het motorcrossterrein een stedelijke ontwikkeling, namelijk een ontwikkeling ten behoeve van een sportfaciliteit. Omdat de raad de behoefte aan het motorcrossterrein niet heeft beschreven in de toelichting van het plan, is er strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, Bro. De Afdeling is van oordeel dat het plan niet voorziet in een stedelijke ontwikkeling. Het motorcrossterrein valt niet onder de in de Bro uitdrukkelijk genoemde ontwikkelingen. Ook kan het niet worden aangemerkt als een andere stedelijke voorziening, gelet op de aard van de ontwikkeling. Hierbij betrekt de Afdeling dat in dit geval sprake is van een grotendeels onverhard terrein van ongeveer 7 hectare, met zandbanen in de buitenlucht en bouwwerken die daarbij horen, zoals geluidsschermen. Weliswaar maakt het plan ook gebouwen mogelijk zoals een kantine, een loods en een jurygebouw, maar de omvang van deze van het terrein deel uitmakende en bij het motorcrossterrein behorende bebouwing, is beperkt. Onder deze omstandigheden is het motorcrossterrein naar het oordeel van de Afdeling niet aan te merken als een ontwikkeling waarvoor artikel 3.1.6, tweede lid, van de Bro is bedoeld.

Niet grondgebonden activiteiten kunnen onderdeel uitmaken van een grondgebonden bedrijf – ECLI:NL:RVS:2021:2824

Het college van B&W heeft omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een bedrijfshal ten behoeve van fruitverwerking op een perceel. Appellanten wonen nabij het perceel en vrezen dat de bedrijfshal tot hinder voor de omgeving zal leiden. Zij betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de bedrijfshal niet wordt gebruikt ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf en dat dit in strijd is met het bestemmingsplan. Volgens appellanten is de bedrijfshal niet nodig voor de grondgebonden productie, maar juist voor het niet grondgebonden deel van de productie, namelijk het langdurig opslaan en verpakken van peren. Volgens de Afdeling betekent het niet dat bepaalde activiteiten geen onderdeel kunnen uitmaken van een grondgebonden agrarisch bedrijf, omdat de activiteiten op zichzelf bezien niet grondgebonden zijn of kunnen worden uitbesteed aan een ander. Op grond van de planregels is het voldoende als de productie van het bedrijf hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. In dit geval worden in de omgeving van het perceel op ruim 31 hectare grond peren geteeld. De bedoeling is om de eigen peren in de nieuwe bedrijfshal op te slaan, te koelen, te sorteren en te verpakken. Die activiteiten vloeien rechtstreeks voort uit de eigen perenteelt en zijn ondergeschikt aan die teelt. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de bedrijfshal wordt gebruikt ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf.

Op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen en actualiteiten in het omgevingsrecht? Ruimtemeesters houdt wekelijks de laatste jurisprudentie bij. Volg ons op LinkedIn of schrijf je in voor onze maandelijkse nieuwsbrief om niets te missen! Hulp of advies nodig? Onze experts zijn er om te helpen! Neem contact met ons op. 

Bekijk ook onze juridische vacatures:

Ondernemende Jurist

Jurist Omgevingsrecht

Jurist Handhaving

Casemanager Wabo

Gepubliceerd op dec 20, 2021 en geschreven door:
Ruimtemeesters

Ruimtemeesters

Blijf op de hoogte en schrijf je in voor de nieuwsbrief

Nieuwsbriefinschrijving