Actualiteiten Omgevingsrecht – Week 18 | 2023

Jurisprudentie Omgevingsrecht

Procedurele truc voorkomen proceskosten? (ECLI:NL:RVS:2023:1732)
Het college van gemeente Alphen aan de Rijn heeft een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een multifunctionele accommodatie, waartegen bezwaar is ingesteld door appellanten. De vergunninghoudster heeft in de tussentijd het college verzocht om de verleende vergunning weer in te trekken, omdat zij hier geen gebruik meer van wilde maken. Het college heeft dit verzoek gehonoreerd, nadat het termijn voor het nemen van een beslissing op bezwaar was verstreken. Nu het college geen beslissing heeft genomen op het bezwaar van appellanten zijn appellanten in beroep gegaan tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar. Volgens hen had het college op hun bezwaar moeten reageren, nu het intrekkingsbesluit nog niet in werking is getreden doordat deze onvoldoende is gepubliceerd.

De rechtbank heeft het bezwaar tegen de verleende omgevingsvergunning niet-ontvankelijk verklaard, omdat het college de vergunning inmiddels heeft ingetrokken. Daarnaast heeft de rechtbank zelf in de zaak voorzien door het bezwaar tegen het niet tijdig beslissen door het bestuursorgaan ongegrond te verklaren. Appellanten kunnen zich hier niet mee verenigen. Hiertoe voeren zij aan dat de intrekking van de vergunning niet in werking is getreden, omdat dit besluit niet aan hen bekend is gemaakt. Daarnaast stellen appellanten dat de bestuursrechter, zonder daar inhoudelijk op in te gaan, onterecht zelf het bezwaar ongegrond heeft verklaard. Appellanten geven aan voor een proceskostenvergoeding in aanmerking te komen, gezien er sprake was van onrechtmatigheid.

De Afdeling overweegt dat wanneer een intrekkingsbesluit bekend wordt gemaakt aan de aanvrager, dat besluit de volgende dag in werking treedt. Het feit dat het intrekkingsbesluit  niet aan appellanten bekend was gemaakt, betekent niet dat dit besluit niet in werking treedt. Verder geldt dat het college de vergunning op verzoek van vergunninghoudster heeft ingetrokken. Daarom komen appellanten niet in aanmerking voor een proceskostenvergoeding. Proceskostenvergoeding is enkel aan de orde op het moment dat het ontvankelijk bezwaar leidt tot intrekking van een besluit. In dit geval was niet het bezwaar van appellanten, maar het intrekkingsverzoek van vergunninghoudster wat heeft geleid tot het intrekken van de vergunning. Er bestaat dan geen recht op proceskostenvergoeding.

Bedrijf- en milieuzonering (ECLI:NL:RVS:2023:1742)
Het college van de gemeente Geertruidenberg heeft aan initiatiefnemer een omgevingsvergunning verleend voor de transformatie van een winkelpand met bovenwoning naar starterswoningen. De exploitant van het nabijgelegen horecabedrijf kan zich hier niet mee verenigen. Hij vreest voor belemmeringen in zijn bedrijfsvoering. Het college stelt dat de vergunning niet voor nieuwe belemmeringen zorgt.

Volgens de rechtbank is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, gezien het feit dat het horecabedrijf van appellant terecht is ingedeeld in milieucategorie 1, op basis van de brochure “Bedrijven en milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten 2009 (hierna: VNG-brochure). Hierbij is de richtafstand in een gemengd gebied 0 meter, terwijl de vergunde woningen op 6 meter van het horecabedrijf worden gerealiseerd. Daarnaast is ter plaatse een bedrijfswoning aanwezig, hetgeen een geluidgevoelig object betreft. De geluidswaarden uit het Activiteitenbesluit zijn daarom al toegepast.
Appellant heeft met rapporten onderbouwd dat hij zware horeca exploiteert. Volgens hem is dan ook van een verkeerde richtafstand uitgegaan. Verder mag volgens het geldende bestemmingsplan horeca 1 en 2 worden geëxploiteerd. Dit betekent dat onderzocht had moeten worden of sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Het college is voor het bepalen van de milieucategorie uitgegaan van de activiteiten die voor het horecabedrijf zijn toegestaan op grond van de exploitatievergunning. Hierdoor mocht het college zonder akoestisch onderzoek vaststellen dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

De Afdeling is van oordeel dat terecht is uitgegaan van de richtafstand 0 meter uit de VNG-brochure. Het college heeft de juiste milieucategorie toegepast, op basis van het feitelijke gebruik van het horecabedrijf. Het feit dat volgens het bestemmingsplan horecabedrijven in categorie 1 en 2 zijn toegestaan doet hier niets aan af. Bovendien wordt hiermee verwezen naar plandefinities en dit is anders dan hetgeen in de VNG-brochure is opgenomen.
Verder mocht het college zonder nader akoestisch onderzoek vaststellen dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, omdat is uitgegaan van de activiteiten die op grond van de exploitatievergunning van het horecabedrijf zijn toegestaan. Tot slot heeft de verleende omgevingsvergunning geen belemmeringen voor de bedrijfsvoering van het horecabedrijf tot gevolg. Gezien de reeds aanwezige bedrijfswoning moest al aan de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit worden voldaan.

 

Op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen en actualiteiten in het omgevingsrecht? Ruimtemeesters houdt wekelijks de laatste jurisprudentie bij. Volg ons op LinkedIn of schrijf je in voor onze maandelijkse nieuwsbrief om niets te missen!
Hulp of advies nodig? Onze experts zijn er om te helpen! Neem contact met ons op. 

Klaar voor een nieuwe uitdaging? Bekijk de openstaande juridische vacatures:

Ondernemende Jurist
Senior Jurist Omgevingsrecht
Medior Jurist Omgevingsrecht
Medior Jurist Handhaving
Junior Jurist
Juridisch Adviseur Omgevingsrecht

Gepubliceerd op mei 25, 2023 en geschreven door:
Koen van Polanen

Koen van Polanen

Directeur / Juridisch Adviseur

Blijf op de hoogte en schrijf je in voor de nieuwsbrief

Nieuwsbriefinschrijving