Actualiteiten Omgevingsrecht – Week 20 | 2022

Jurisprudentie Omgevingsrecht

Evenredigheidsbeginsel (1) (ECLI:NL:RVS:2022:1440)

Advocaat-Generaal Widdershoven heeft een advies, lees: conclusie, gegeven met betrekking tot de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel ex artikel 3:4 lid 2 Awb. In de conclusie wordt antwoord gegeven op de vraag op welke wijze hierbij rekening moet worden gehouden met begunstigend beleid. Op 2 februari 2022 heeft de Afdeling al een relevante uitspraak gedaan over de evenredigheidstoetsing voor alle typen besluiten, in de zaak Harderwijk (ECLI:NL:RVS:2022:285). Sindsdien vindt bij de rechterlijke toetsing van evenredigheid een drietrapstoetsing plaats op geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid, waarbij de indringendheid van die toetsing afhankelijk is van diverse factoren. Er dient gekeken te worden naar ‘de aard en de mate van de beleidsruimte van het bestuursorgaan, de aard en het gewicht van de met het besluit te dienen doelen en de aard van de betrokken belangen en de mate waarin deze door het besluit worden geraakt’. Wanneer ‘de belangen van betrokkene(en) zwaarder wegen, de nadelige gevolgen het besluit ernstiger zijn of het besluit een grotere inbreuk maakt op fundamentele rechten, zal de toetsing intensiever zijn’. Er kan een meer terughoudende toets gelden, indien ‘bij het nemen van een besluit veel beleidsruimte bestaat teneinde politieke keuzes te kunnen maken’.

De drietrapstoetsing geldt eveneens voor de toepassing van een beleidsregel. Er is sprake van een exceptieve toetsing waardoor delen van een beleidsregel onevenredig kunnen zijn en voor zover buiten toepassing gelaten dienen te worden. Het kan voorkomen dat een beleidsregel over het algemeen evenredig is, maar niet bij toepassing in het concrete geval. In deze situatie bestaat de mogelijkheid om op grond van artikel 4:84 Awb van de beleidsregel af te wijken. Volgens Widdershoven maakt het hierbij niet uit of er sprake is van een begunstigend besluit of een beperkend besluit. Volgens hem zijn in beginsel alle beleidsregels niet alleen begunstigend, maar hebben deze ook belastende elementen. ‘Bij sommige overheerst het begunstigende element, maar bevat de regel ook belastende aspecten. Andere beleidsregels zijn vooral belastend, maar bevatten ook begunstigende aspecten’. Voor alle beleidsregels geldt de drietrapstoetsing aan het evenredigheidsbeginsel, waarbij die toetsing betrekking zal hebben op de belastende. Hetzelfde geldt voor beschikkingen, aldus Widdershoven. Het feit dat er sprake is begunstigend beleid, kan wel invloed hebben op de intensiteit van de evenredigheidstoetsing door de rechter. Een bestuursorgaan heeft dan namelijk meer vrijheid bij de vaststelling daarvan. In dat geval kan een meer terughoudende toetsing op zijn plaats zijn. Daarnaast geldt dat belastende elementen vaak ingrijpende gevolgen kunnen hebben, welke van invloed kunnen zijn op fundamentele rechten van de betrokkene(n). Om die reden kan in dat geval juist een indringender toetsing plaatsvinden. Zie ECLI:NL:RVS:2022:1440

Evenredigheidsbeginsel (2) (ECLI:NL:RVS:2022:1441)

Op 18 mei j.l. heeft advocaat-generaal Snijders op verzoek van de voorzitter van de Afdeling een conclusie uitgebracht in twee rechtszaken over het te laat aanvragen van kinderopvangtoeslagen. Beide appellanten voldeden aan de inhoudelijke eisen om kinderopvangtoeslag te ontvangen, maar de Belastingdienst/Toeslagen kende door de late aanvragen slechts een gedeeltelijke vergoeding toe. Appellanten betogen dat de strikte toepassing van de Wet kinderopvang nadelig heeft uitgepakt en verzoeken de Afdeling derhalve om hiervan af te wijken. In beide zaken is de vraag aan de orde of toepassing van artikel 1.3, tweede lid onder b van de Wet kinderopvang in strijd is met het evenredigheidsbeginsel (artikel 3:4, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht).

De advocaat-generaal gaat in zijn conclusie allereerst in op het toetsingsverbod in artikel 120 van de Grondwet. Hieruit volgt dat wetten (in formele zin) niet getoetst mogen worden aan de Grondwet en algemene rechtsbeginselen. Een rechtelijke toetsing van de wet zou namelijk de afweging van de wetgever doorkruisen. Indien de wetgever bij zijn afweging onvoldoende rekening heeft gehouden met specifieke omstandigheden, is het toetsingsverbod niet van toepassing. Het is in dit geval wel degelijk mogelijk om de wet te toetsen aan rechtsbeginselen en ongeschreven recht. Dit wordt ook wel een contra legem (tegen de wet) toetsing genoemd. Geldt de uitzondering op het toetsingsverbod ook voor de toetsing van de Wet kinderopvang aan het evenredigheidsbeginsel? In één van de zaken is appellante ervan uitgegaan dat de uitgaven aan de kinderopvang gedekt zouden worden. Zij heeft om die reden grote uitgaven gedaan. Uit de wetgeschiedenis blijkt dat de wetgever onvoldoende heeft gerealiseerd dat deze gevallen zich zouden kunnen voordoen. Ook heeft de wetgever onvoldoende gerealiseerd dat het daarbij om grote bedragen zou kunnen gaan. De advocaat-generaal heeft derhalve geconcludeerd dat de rechter in die gevallen de Wet kinderopvang kan toetsen aan het evenredigheidsbeginsel. Zie ECLI:NL:RVS:2022:1441

Planschade (ECLI:NL:RVS:2022:1424)

Het college van de gemeente Peel en Maas heeft planschadevergoeding toegekend aan de eigenaar van een perceel met een woning, bedrijfsruimte en garage. Naar oordeel van het college is er geen sprake van een planologisch nadeligere situatie. Het nieuwe bestemmingsplan zorgt echter wel voor aantasting van privacy en woongenot, belemmering van uitzicht, geluidsoverlast en aantasting van situeringswaarde. Om deze reden heeft het college een tegemoetkoming van €2.250,00 in de geleden planschade toegekend. Volgens de eigenaar is de planvergelijking onjuist geweest en zou er €22.250,00 moeten worden toegekend aan planschadevergoeding. Bovendien zou bij de planvergelijking niet gekeken moeten worden naar beplanting op de eigen grond, omdat deze afhankelijk is van de wensen van de eigenaar. Ook kan er toch sprake zijn van planologische verslechtering, indien er geen wettelijk geluid- en luchtkwaliteitsnormen zijn overschreden. Verder kan volgens de eigenaar vermindering van het woongenot van invloed zijn op de waarde van het perceel.

De Afdeling heeft eerder bepaalt dat de specifieke wijziging van het plan moet worden vergeleken met het oude planologische regime. Hierbij gaat het niet om de feitelijke situatie, maar om hetgeen maximaal gerealiseerd kon worden. Het maakt hierbij niet uit of dit daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Ten aanzien van beplating geldt volgens de Afdeling dat dit meegenomen kán worden bij de beoordeling ten aanzien van een tegemoetkoming in de planschade. In dat geval dient wél vast te staan dat het groenblijvende beplanting betreft. Voor eventuele geluidshinder oordeelt de afdeling dat het niet gaat om de vraag of geluidstoename buitenproportioneel is, maar of die toename (al dan niet binnen de geluidsnormen) onaanvaardbare gevolgen met zich meebrengt, zoals waardedaling. Over de luchtkwaliteit geeft de Afdeling aan dat het niet van belang is of de wettelijke normen worden geschonden door het nieuwe bestemmingsplan, maar of de kwaliteit van de lucht zodanig is achteruitgegaan, dat dit gevolgen heeft gehad voor de waarde van het perceel. Zie ECLI:NL:RVS:2022:1424

Op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen en actualiteiten in het omgevingsrecht? Ruimtemeesters houdt wekelijks de laatste jurisprudentie bij. Volg ons op LinkedIn of schrijf je in voor onze maandelijkse nieuwsbrief om niets te missen!
Hulp of advies nodig? Onze experts zijn er om te helpen! Neem contact met ons op. 

Klaar voor een nieuwe uitdaging? Bekijk de openstaande juridische vacatures:

Ondernemende Jurist
Senior Jurist Omgevingsrecht
Medior Jurist Omgevingsrecht
Medior Jurist Handhaving
Medior Casemanager Wabo
Junior Jurist
Juridisch Adviseur Omgevingsrecht

Gepubliceerd op mei 29, 2022 en geschreven door:
Koen van Polanen

Koen van Polanen

Directeur / Juridisch Adviseur

Blijf op de hoogte en schrijf je in voor de nieuwsbrief

Nieuwsbriefinschrijving