Actualiteiten Omgevingsrecht – Week 22 | 2023

Jurisprudentie Omgevingsrecht

Onttrekking uit de woonruimtevoorraad (ECLI:NL:RVS:2023:2071)
Het college van gemeente Amsterdam treedt handhavend op tegen de eigenaar van een woning. De eigenaar woont niet in Nederland, maar heeft een professioneel verhuurbedrijf ingeschakeld om de woning voor hem te verhuren voor permanente bewoning. Na een bezoek van de toezichthouder is gebleken dat de woning niet voor permanente bewoning werd verhuurd en dat er al geruime tijd niemand stond ingeschreven in de Basisregistratie personen (hierna: BRP). Het college stelt dat de woning was onttrokken aan de woonruimtevoorraad waar geen vergunning voor was verleend. Daarnaast had de eigenaar meerdere stappen kunnen zetten om duidelijkheid te krijgen of de woning daadwerkelijk voor permanente bewoning werd verhuurd of niet.

De rechtbank stelt dat het college bevoegd was om handhavend op te treden. Tevens heeft de eigenaar volgens de rechtbank niet aan zijn zorgplicht voldaan en kan daarom als overtreder worden aangemerkt. De eigenaar is het hier niet mee eens en geeft aan dat de woning niet is onttrokken aan de woonruimtevoorraad omdat de woning op het moment van de controle verhuurd was voor permanente bewoning. Daarom was het college niet bevoegd om handhavend op te treden. Daarnaast stelt de eigenaar niet als overtreder te kunnen worden aangemerkt gezien het feit dat hij te allen tijde voldoende toezicht heeft gehouden. Hierbij is niet naar voren gekomen dat de woning niet voor permanente bewoning werd verhuurd.

Dat er al geruime tijd niemand stond ingeschreven in de BRP is voor de Afdeling een sterke aanwijzing dat de woning niet permanent bewoond werd. In de verschillende huisbezoeken van toezichthouders zijn daarnaast ook geen aanwijzingen gevonden voor permanente bewoning. Mede hierdoor heeft het college terecht geconcludeerd dat de woning onttrokken was uit de woonruimtevoorraad, zo stelt de Afdeling.
De eigenaar heeft de overtreding niet zelf feitelijk begaan, maar het college heeft de eigenaar wel als functioneel dader aangemerkt. In een eerdere conclusie van de advocaat-generaal Wattel over het functioneel daderschap wordt gesteld dat er bij een bestuurlijke boete moet worden aangesloten bij de strafrechtelijke criteria voor het functioneel daderschap. Dit geeft aan dat een verdachte als (functioneel) dader kan worden gezien wanneer de verdachte kennis heeft van een (verboden) gedraging die plaatsvindt of gaat plaatsvinden en deze door de verdachte wordt aanvaard.
De Afdeling moet daarom het besluit nemen of er hier in dit geval sprake van is. Waar de eigenaar aangeeft in zekere mate toezicht te hebben gehouden op het gebruik van de woning, stelt het college dat dat onvoldoende is geweest nu is gebleken dat de woning al langere tijd niet werd gebruikt om in te wonen. De Afdeling stelt dat, vanwege het ontbreken van aanwijzingen dat de woning niet werd gebruikt om in te wonen, er daarom ook geen aanleiding was om meer toezicht te houden. Waarbij de eigenaar dit met bewijsstukken heeft aangeleverd, heeft het college volgens de Afdeling te weinig gedaan om bij de betrokkenen informatie in te winnen en de bewijsstukken te controleren.
Gezien deze omstandigheden komt niet duidelijk naar voren dat de eigenaar heeft aanvaard dat de huurder de woonruimte mocht onttrekken uit de woonruimtevoorraad. Daarom mocht dit niet aan de eigenaar worden toegerekend en is hij ten onrechte als functioneel dader aangemerkt.

Functioneel daderschap als rechtspersoon (ECLI:NL:RVS:2023:2067)
Het college van gemeente Enschede heeft een last onder dwangsom opgelegd aan een exploitant van de Weerselose markt (hierna: exploitant). Exploitant stelt gratis reclameborden aan handelaren en bezoekers ter beschikking welke op openbare plaatsen binnen het grondgebied van de gemeente worden geplaatst. Dit is echter zonder toestemming van de rechthebbende (gemeente Enschede) geplaatst en daarmee is het in strijd met de APV. Het college stelt dat, hoewel de exploitant de reclameborden niet zelf plaatst, zij verantwoordelijk kan worden gehouden voor het naleven van de APV. De exploitant heeft daarnaast het in haar macht om de overtreding te voorkomen door voorwaarden te stellen aan het meenemen van de gratis reclameborden of door aan te geven dat plaatsing zonder toestemming van de gemeente in strijd is met de APV.

De rechtbank stelt dat het college bevoegd was om aan de exploitant een last onder dwangsom op te leggen. Dit heeft het college mogen doen om te voorkomen dat de APV opnieuw wordt overtreden. Exploitant kan in dit geval aangemerkt worden als overtreder, stelt de rechtbank. De exploitant is het hier niet mee eens. Zij geeft aan dat ze de reclameborden niet zelf plaatst of laat plaatsen en daardoor niet als overtreder kan worden aangemerkt. Het is onduidelijk wie de reclameborden meeneemt en waar deze geplaatst worden. Daarnaast werkt de exploitant niet samen met de feitelijke overtreders bij de plaatsing van de reclameborden. Exploitant stelt dat zij daarom niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de overtreding.

De Afdeling geeft aan dat er inderdaad sprake is van een overtreding, omdat de plaatsingen van de reclameborden in strijd is met de APV. De exploitant heeft de overtreding niet zelf feitelijk begaan, maar het is de vraag of de exploitant als functioneel dader kan worden aangemerkt. In een eerdere conclusie van de advocaat-generaal Wattel wordt gesteld dat er voor een bestuurlijke boete moet worden aangesloten bij de strafrechtelijke criteria voor het functioneel daderschap. Bij een rechtspersoon moet dit volgens de advocaat-generaal voldoen aan een van de vier omstandigheden. Er is sprake van een gedraging van de rechtspersoon wanneer het gaat om het handelen/nalaten van iemand die uit hoofde werkzaam is voor de rechtspersoon, de gedraging past binnen de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon, de gedraging de rechtspersoon dienstig geweest is of wanneer de rechtspersoon kennis heeft van de gedraging die plaatsvindt of gaat plaatsvinden en deze door de rechtspersoon wordt aanvaard.

De Afdeling stelt dat de verboden gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de exploitant. Het reclamemateriaal is gebruikt om klanten te werven voor de markt waardoor het ook dienstig is geweest aan de exploitant. De exploitant heeft nagelaten voorwaarden op te stellen of voorlichting te geven over de regels voor plaatsing van reclameborden op openbare plaatsen. Daarom is de exploitant terecht als functioneel dader aangemerkt.

 

 

jurisprudentie omgevingsrecht,omgevingsrecht,overgangsrecht,vergunning

Op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen en actualiteiten in het omgevingsrecht? Ruimtemeesters houdt wekelijks de laatste jurisprudentie bij. Volg ons op LinkedIn of schrijf je in voor onze maandelijkse nieuwsbrief om niets te missen!
Hulp of advies nodig? Onze experts zijn er om te helpen! Neem contact met ons op. 

Klaar voor een nieuwe uitdaging? Bekijk de openstaande juridische vacatures:

Ondernemende Jurist
Senior Jurist Omgevingsrecht
Medior Jurist Omgevingsrecht
Medior Jurist Handhaving
Junior Jurist
Juridisch Adviseur Omgevingsrecht

Gepubliceerd op jun 16, 2023 en geschreven door:
Koen van Polanen

Koen van Polanen

Directeur / Juridisch Adviseur

Blijf op de hoogte en schrijf je in voor de nieuwsbrief

Nieuwsbriefinschrijving