Actualiteiten Omgevingsrecht – Week 3 | 2022

Jurisprudentie Omgevingsrecht

 

Permanente bewoning van een recreatiewoning en het beroep op het vertrouwensbeginsel (ECLI:NL:RBGEL:2021:6325)

Na de conclusie van staatsraad advocaat-generaal Wattel (ECLI:NL:RVS:2019:896) over het vertrouwensbeginsel zien we steeds meer uitspraken die het stappenplan om te beoordelen of er met succes een beroep gedaan kan worden op het vertrouwensbeginsel, verder concretiseren. Vorige week deed de Rechtbank Gelderland een uitspraak over het gebruik van een vakantiewoning voor permanent bewoning. Mochten de bewoners er op vertrouwen dat zij in de recreatiewoning mochten wonen? Tussen partijen was niet in geschil dat de bewoners sinds 2002 stonden ingeschreven in de BRP en dat zij gedurende het jaar 6 maanden in de recreatiewoning verblijven. Het andere half jaar verblijven zij in Spanje.

Allereerst concludeert de rechtbank dat, ondanks het feit dat de personen ‘slechts’ een half jaar ter plaatse verblijven, er sprake is van bewoning en dat het college dus bevoegd is om handhavend op te treden. Op grond van vaste jurisprudentie kan alleen van handhaving worden afgezien in geval van bijzondere omstandigheden, zoals bij een beroep op het vertrouwensbeginsel. De bewoners voeren aan dat zij gehandeld hebben conform een door het college op 4 juli 2012 gestuurde brief. In deze brief stelt het college dat om handhavend op te kunnen treden het noodzakelijk is dat men gedurende een periode van een jaar de recreatiewoning ten minste zes maanden zelf bewoont én als hoofdverblijf gebruikt. De bewoners stellen dat zij sinds 2003 de recreatiewoning conform het gestelde in de brief gebruiken. De rechtbank hanteert het stappenplan bij de beoordeling van het beroep op het vertrouwensbeginsel. De rechtbank oordeelt dat voldaan is aan de eerste twee stappen. Er is immers een brief van het college waarin staat dat er niet handhavend opgetreden wordt als er sprake is van een bepaald gebruik. Er is dus sprake van een toezegging die het college toe te rekenen is. De vraag resteert of er zwaarder wegende belangen handhaving in de weg staan.

De rechtbank concludeert dat uit de overgelegde stukken blijkt dat bewoners sinds 2003 onafgebroken maximaal 6 maanden per jaar in de recreatiewoning verblijven. Eisers hebben dus gehandeld conform het gestelde in de brief en zij zijn daarmee te goeder trouw. Verder blijkt ook niet uit de stukken dat er sprake is van klachten van derden of zwaarder wegende belangen dan de belangen van eisers die het rechtvaardigen om, ondanks de toezegging, toch handhavend op te treden. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat nu sinds 2003 het gebruik al te goeder trouw plaatsvindt, het handhavend optreden onevenredig is. Hierbij weegt de rechtbank ook mee dat eisers inmiddels 79 en 83 jaar oud zijn. Het college had dus af moeten zien van handhaving en daarmee is het beroep gegrond.

Op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen en actualiteiten in het omgevingsrecht? Ruimtemeesters houdt wekelijks de laatste jurisprudentie bij. Volg ons op LinkedIn of schrijf je in voor onze maandelijkse nieuwsbrief om niets te missen!
Hulp of advies nodig? Onze experts zijn er om te helpen! Neem contact met ons op. 

Bekijk ook onze juridische vacatures:

Ondernemende Jurist

Jurist Omgevingsrecht

Jurist Handhaving

Casemanager Wabo

Gepubliceerd op jan 24, 2022 en geschreven door:
Koen van Polanen

Koen van Polanen

Directeur / Juridisch Adviseur

Blijf op de hoogte en schrijf je in voor de nieuwsbrief

Nieuwsbriefinschrijving