Actualiteiten Omgevingsrecht – Week 35 | 2022

Jurisprudentie Omgevingsrecht

 

Het begrip ‘huishouden’ (ECLI:NL:RVS:2022:2525)

Het college van de gemeente Oldambt heeft een last onder dwangsom opgelegd aan een organisatie, wegens het in strijd met het vigerende bestemmingsplan gebruiken van een pand. Deze organisatie huurt een pand waar verschillende bewoners begeleid wonen op basis van een zorgovereenkomst. Het perceel heeft volgens het bestemmingsplan de bestemming “Woongebied”. Dit betekent, volgens de planregels, dat er sprake moet zijn van een woning. Hieronder wordt verstaan: ‘een complex van ruimten uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden’.
Het college stelt dat deze woonsituatie niet onder het begrip ‘huishouden’ valt. Het gaat in dit geval over beschermd wonen, waarbij de bewoners tijdelijk niet in staat zijn zelfstandig te wonen. Daarom is er ook geen vaste samenstelling van bewoners die een onderlinge verhouding met elkaar hebben en de bedoeling hebben om bestendig voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen. Bovendien blijkt uit de basisregistratie personen dat de groepssamenstelling regelmatig wisselt. Voorts kan niet gesproken worden van zelfstandige bewoning, omdat er 24 uur per dag professioneel toezicht is en een bewoner wekelijks zo’n 10,36 uur ondersteuning krijgt.
De rechtbank stelt dat in dit geval geen sprake van strijdig gebruik. De bewoners zijn namelijk niet afhankelijk van voortdurende zorg, aangezien twee keer per dag slechts één begeleider gedurende twee uur aanwezig is. Daarnaast blijkt niet dat de gemeenschappelijk ruimte in de woning bedoeld is voor professionele dagbesteding. Ook is niet gebleken dat er géén sprake is van bestendigde bewoning en een zekere onderlinge verbondenheid tussen de bewoners. Het feit dat in dit geval sprake is van tijdelijke zorg, doet hier niets aan af. Ergo, deze vorm van bewoning kan worden gezien als bewoning door één huishouden.
Volgens de Afdeling heeft het college onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de planregels zijn overtreden. In een eerdere uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat “naast zelfstandige bewoning door een gezin, ook minder traditionele woonvormen zich met een woonbestemming verdragen, indien daarbij sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning” (ECLI:NL:RVS:2013:1348). Ter beoordeling hiervan wordt gekeken naar de mate van zorg die aan de bewoners wordt verleend. Daarnaast is van belang of de bewoning bestendig is en of een zekere onderlinge verbondenheid tussen de bewoners bestaat.
In dit specifieke geval is niet gebleken dat de bewoners afhankelijk zijn van voortdurende zorg en daarom geen sprake is van zelfstandige bewoning. Voorts is de Afdeling, met de rechtbank, van mening dat het tijdelijk karakter van de zorg onvoldoende is om te stellen dat geen sprake is van continuïteit in het voeren van een bestendig huishouden.

Vergunde gebruiksactiviteit voor een niet bestaand gebouw (ECLI:NL:RVS:2022:2499)

Het college van de gemeente Landerd verleent, op grond van artikel 4, onder 9 van Bijlage II van het Bor, een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en gebruiken in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Er is reeds een onherroepelijke vergunning verleend voor de bouw van een bedrijfshal met kantoor en kantine. Momenteel is de initiatiefnemer voornemens om hierin tijdelijk arbeidsmigranten te huisvesten. Appellant woont in de buurt van deze locatie en stelt dat het college de omgevingsvergunning niet mocht verlenen op basis van de hierboven genoemde grondslag. Volgens de appellant dient het dan namelijk te gaan om de huisvesting in bestaande gebouwen en in dit geval staat er de bedrijfshal er nog niet. Daarnaast is een eventuele samenhang met bouwactiviteiten vereist. Die samenhang kan enkel bestaan wanneer de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet worden vergroot. De appellant stelt dat er nu wel sprake is van een dergelijke vergroting aangezien er een nieuw bouwwerk wordt opgericht.

Zowel de rechtbank, als de Afdeling zijn van mening dat het college wel bevoegd was om de omgevingsvergunning te verlenen. In een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling is namelijk overwogen “dat er geen vergunning kan worden verleend voor het in afwijking van het bestemmingsplan gebruiken van een gebouw dat niet feitelijk aanwezig en vergund is” (ECLI:NL:RVS:2020:338). Dit heeft te maken met het feit dat de met afwijking samenhangende bouwactiviteiten geen grotere bouwoppervlakte en bouwvolume mogelijk mag maken. Dit betekent dat artikel 4, onder 9 van Bijlage II van het Bor wel gebruikt kan worden wanneer er feitelijk nog geen gebouw aanwezig is, maar hiervoor wel al een bouwvergunning is verleend.
Hiervan is in dit geval sprake omdat eerder al een omgevingsvergunning was verleend voor het oprichten van de bedrijfshal. Dit pand wordt nu enkel nog verbouwd, zodat er arbeidsmigranten kunnen verblijven, maar qua grootte blijft dit zoals eerder is vergund.

Op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen en actualiteiten in het omgevingsrecht? Ruimtemeesters houdt wekelijks de laatste jurisprudentie bij. Volg ons op LinkedIn of schrijf je in voor onze maandelijkse nieuwsbrief om niets te missen!
Hulp of advies nodig? Onze experts zijn er om te helpen! Neem contact met ons op. 

Klaar voor een nieuwe uitdaging? Bekijk de openstaande juridische vacatures:

Ondernemende Jurist
Senior Jurist Omgevingsrecht
Medior Jurist Omgevingsrecht
Medior Jurist Handhaving
Medior Casemanager Wabo
Junior Jurist
Juridisch Adviseur Omgevingsrecht

Gepubliceerd op sep 6, 2022 en geschreven door:
Koen van Polanen

Koen van Polanen

Directeur / Juridisch Adviseur

Blijf op de hoogte en schrijf je in voor de nieuwsbrief

Nieuwsbriefinschrijving