Gezondheid onder de Omgevingswet: wonen in de buurt van een geitenhouderij (deel 1/2)

De Omgevingswet koppelt gezondheid en fysieke leefomgeving aan elkaar; meer dan onder de huidige wetgeving het geval is. De komende jaren zal iedereen die zich bezighoudt met ruimtelijke planvorming zich af (moeten) vragen hoe een plan bijdraagt aan het bereiken en in stand houden van een gezonde leefomgeving, een belangrijk doel van de Omgevingswet. Op dit moment is het nog onduidelijk hoe zwaar het aspect gezondheid gaat meewegen in de totale belangenafweging. Wordt dit een maatgevend aspect of niet? Kan een initiatiefnemer woningen gaan bouwen op relatief ‘ongezonde’ locaties als de markt daar om vraagt of worden de plannen van de initiatiefnemer dan afgekeurd? Het antwoord op deze vragen zal in ieder geval afhangen van de casuïstiek en van de ambities van de gemeente op het gebied van gezondheid. Bovendien dicht de naderende Omgevingswet een steeds grotere rol toe aan gezondheid in ruimtelijke planvorming.

Om alvast een gevoel te krijgen bij de discussies omtrent gezondheid die we de komende jaren met elkaar gaan voeren, bespreken we hoe het aspect gezondheid wordt geborgd bij de ontwikkeling van een woning nabij een geitenhouderij. Daarbij maken we een onderscheid tussen de huidige behandelwijze en de behandelwijze onder de Omgevingswet.

Gezondheidseffecten van geitenhouderijen

Voordat we de casus gaan behandelen, is het belangrijk om stil te staan bij de gezondheidseffecten van geitenbedrijven. Uit verschillende studies in de onderzoeksreeks ‘’Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO)’’ van het RIVM blijkt dat mensen die binnen een straal van twee kilometer rond een geitenhouderij wonen een verhoogde kans hebben op een longontsteking ten opzichte van mensen die rond andere veehouderijen wonen en mensen die niet bij een veehouderij in de buurt wonen.

Het is nog onduidelijk wat de oorzaak is van dit verhoogde risico. Om die reden wordt onderzoek gedaan naar de samenstelling, uitstoot en verspreiding van (bio-)aerosolen, endotoxinen en fijnstof afkomstig van geitenbedrijven. Andere bevindingen uit deze onderzoeksreeks, zowel voor geitenhouderijen als veehouderijen in het algemeen, zijn:

  • Minder astma en (neus)allergie voor huisstof, pollen, katten en honden bij mensen die dichtbij een veehouderij wonen;
  • Minder mensen met COPD in de buurt van veehouderijen, maar een grotere kans op ernstige klachten en meer gebruik van medicijnen;
  • Verminderde longfunctie bij mensen die in de buurt van 15 of meer veehouderijen wonen. Mede als gevolg van hoge concentratie ammoniak in de lucht, afkomstig uit mest.

De effecten van veehouderijen en geitenhouderijen in het bijzonder laten zich moeilijk vangen in een onderzoek. Vooral omdat er zowel positieve als negatieve verbanden worden gevonden tussen gezondheid en het wonen in de buurt van een (geiten)veehouderij. In 2024 worden de resultaten van een vervolgonderzoek naar het verband tussen gezondheid en geitenhouderijen gepubliceerd. Deze resultaten bieden noodzakelijk inzicht in deze relatie en spelen een belangrijke rol bij het inrichten van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties ten aanzien van gezondheid onder de Omgevingswet.

Huidige behandelwijze

In de huidige behandelwijze start de beoordeling van het plan zodra de gemeente een aanvraag voor een ruimtelijke procedure binnenkrijgt voor het realiseren van een woning nabij een geitenhouderij. Het verschilt per gemeente of die beoordeling al in een vroegtijdig stadium plaatsvindt (bijvoorbeeld vóór een principebesluit) of juist wat later (bijvoorbeeld bij het indienen van een ruimtelijke onderbouwing of ontwerp bestemmingsplan). Desalniettemin zijn de aspecten waaraan de gemeente zou moeten toetsen hetzelfde: aan het uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening en aan milieuwetgeving. Vaak schakelt de gemeente hiervoor ook de hulp in van haar externe partners.

Het uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening biedt houvast om gezondheidsrisico’s, of de volksgezondheid, als een belang mee te wegen in de ruimtelijke planvorming. Zo zijn er verschillende overheden die, al dan niet op basis van lokaal beleid, uitbreidingen van geitenbedrijven hebben tegengehouden met een ruimtelijk besluit vanwege de gezondheidsrisico’s die (mogelijk) ontstaan bij omwonenden (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2018:2189).

Een goede ruimtelijke ordening

Er bestaan voor een goede ruimtelijke ordening geen vaste kaders voor overheden om aan vast te houden; nergens is namelijk concreet vastgelegd wanneer er voldaan wordt aan een goede ruimtelijke ordening. Overheden hebben daarmee een zekere beleidsvrijheid en de Raad van State bepaalt in principe wanneer een motivering wel of niet deugt. In hoeverre een woningbouwplan aan een goede ruimtelijke ordening voldoet, moet daarom goed worden onderbouwd. Waar het gezondheid betreft, wordt de GGD vaak gevraagd een advies uit te brengen ten aanzien van een initiatief. Naast – onder andere –  spuitzones rond landbouwpercelen en magneetveldzones rond hoogspanningslijnen, hanteren zij ook uitgangspunten ten aanzien van zones rond geitenhouderijen. Totdat er meer duidelijkheid is over de relatie tussen longontstekingen en geitenhouderijen en een integrale aanpak, adviseert de GGD om het voorzorgsbeginsel toe te passen. Dit betekent dat terughoudend moet worden omgegaan met de uitbreiding of nieuwvestiging van geitenhouderijen in de buurt van gevoelige bestemmingen zoals woningen, kinderdagverblijven en scholen. Vice versa betekent dit terughoudendheid ten aanzien van de ontwikkeling van gevoelige functies in de buurt van bestaande geitenhouderijen. Dit uit zich concreet in een richtafstand van 2 kilometer rond geitenhouderijen.

Geur en luchtkwaliteit

Naast een goede ruimtelijke ordening zijn er in de milieuwetgeving twee aspecten leidend als het aankomt op het bouwen van een woning in nabijheid van een geitenhouderij; geur en luchtkwaliteit. Het aspect geur is geregeld in de Wet geurhinder en veehouderijen (Wgv). Op grond van deze wet wordt een zekere ruimtelijke scheiding aangebracht tussen de woning en het geitenhouderij. Dit vloeit voort uit de verplichting om (binnen de bebouwde kom) minstens 100 meter afstand te bewaren tot een (geiten)stal en uit de beoordelingsplicht om ter plaatse van de woning te voldoen aan de maximale geurbelasting.

Het aspect luchtkwaliteit is grotendeels vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Op grond van deze wet dient te worden aangetoond dat ter plaatse van de te realiseren woning sprake is van een goede luchtkwaliteit. Hiervoor zijn verschillende grenswaarden opgenomen. Over het algemeen zijn de grenswaarden voor fijnstof en stikstof (waaronder ammoniak) hierin leidend. Dit zijn tevens de stoffen die in het VGO nader worden onderzocht vanwege hun mogelijk schadelijke gezondheidseffect op omwonenden. Als een initiatiefnemer niet kan aantonen dat deze voldoet aan de grenswaarden, heeft de lokale overheid de bevoegdheid om de aanvraag voor het bouwplan te weigeren.

Op basis van luchtkwaliteit en geurbelasting is een zekere bescherming tegen de negatieve gezondheidseffecten van geitenbedrijven geborgd. Het meest geschikte instrument om gezondheidsoverwegingen mee te nemen in de ruimtelijke planvorming, lijkt vooralsnog echter de toets aan een goede ruimtelijke ordening te zijn. In de praktijk zien wij dat vooral getoetst wordt aan de milieuwetgeving en dat een goede ruimtelijke ordening (voor wat betreft gezondheid) eerder op het ‘’wensenlijstje’’ komt te staan.

Geschreven door: Mats Baars & Menno Luijkx

Verder lezen? Lees ook deel 2 van deze blog over Gezondheid onder de Omgevingswet. Hierin gaan we in op de behandelwijze onder de Omgevingswet ten aanzien van gezondheid en geitenhouderijen in ruimtelijke planvorming. 

Meepraten over dit onderwerp? Laat hieronder een reactie achter!

Gepubliceerd op jan 4, 2022 en geschreven door:
Mats Baars

Mats Baars

Medior adviseur Leefomgeving en RO

Blijf op de hoogte en schrijf je in voor de nieuwsbrief

Nieuwsbriefinschrijving