Gezondheid onder de Omgevingswet: wonen in de buurt van een geitenhouderij (deel 2/2)

Dit is deel 2 van de blog. Heb je deel 1 gemist? Lees deel 1 van Gezondheid onder de Omgevingswet dan eerst.

Behandelwijze Omgevingswet

Onder de Omgevingswet blijft de huidige milieuwetgeving grotendeels van toepassing. Accenten op het gebied van luchtkwaliteit en geur gaan veranderen, maar de kern blijft hetzelfde. Wel is het zo dat het uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening komt te vervallen. Hiervoor komt een evenwichtige toedeling van functies aan locaties in de plaats. Dit is bedoeld om een bredere belangenafweging te faciliteren en om thema’s als gezondheid beter te positioneren in de belangenafweging.

Om die reden worden er met de Omgevingswet ook nieuwe ruimtelijke instrumenten (zoals omgevingswaarden) geïntroduceerd om gezondheidsoverwegingen ‘’hard’’ en ‘’toetsbaar’’ te maken. Zo kan een lokale overheid een omgevingswaarde opstellen voor de toelaatbare uitstoot van endotoxinen in de omgeving. Hiermee kan bijvoorbeeld worden gestuurd op acceptabele locaties voor nieuw te bouwen woningen nabij agrarische bedrijven waar landbouwhuisdieren worden gehouden.

De Rijksregels ten aanzien van geur en luchtkwaliteit komen onder de Omgevingswet terug in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Uit het Bkl volgt dat gemeenten verplicht rekening moeten houden met de kwaliteit van de buitenlucht (§ 5.1.4.1) en met geur (§ 5.1.4.6).

Kwaliteit van de buitenlucht

De huidige grenswaarden voor stikstof en fijnstof zoals opgenomen in de Wet milieubeheer worden onder de Omgevingswet vervangen door omgevingswaarden. Daarnaast worden aandachtsgebieden aangewezen waarbinnen sprake is van hogere concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10).

Binnen deze aandachtsgebieden moet de overheid de omgevingswaarden in acht nemen wanneer sprake is van de aanleg van wegen, vaarwegen, spoorwegen of het toelaten van een milieubelastende activiteit waarvoor luchtregels staan in het Bal (art. 5.51 Bkl).

Buiten deze aandachtsgebieden hoeft enkel aan de omgevingswaarden te worden getoetst wanneer sprake is van het aanleggen of uitbreiden van een wegtunnelbuis over een lengte van ten minste 100 meter, het aanleggen of wijzigen van een auto(snel)weg, of het aanvragen van een omgevingsvergunning voor een milieubelastende acitiviteit waarvoor regels zijn opgenomen in het Bal (art. 5.50 Bkl).

Toetsing aan omgevingswaarden is niet van toepassing wanneer een ontwikkeling Niet In Betekenende Mate (NIBM) bijdraagt aan luchtvervuiling of wanneer sprake is van een gebied waartoe het publiek geen toegang heeft en waar geen vaste bewoning is (art. 5.52 Bkl). De toetsing op basis van NIBM gaat echter niet op voor de exploitatie van een veehouderij waarvan de emissie van PM10 meer bedraagt dan 800 kg per jaar en op een bij ministriële regeling aangewezen locatie (art. 5.53 Bal).

Geur

Gemeenten zijn verplicht om in het omgevingsplan rekening te houden met geur. Op grond van artikel 5.92, lid 2 Bkl ziet een omgevingsplan erop toe dat de geur door een activiteit op geurgevoelige gebouwen aanvaardbaar is. In het omgevingsplan kunnen waarden, afstanden en gebruiksregels worden opgenomen om geurhinder te beperken. Of vervolgens sprake is van een aanvaardbare situatie is ter beoordeling van het bevoegd gezag.

Voor een aantal activiteiten is het opnemen van geurregels in het omgevingsplan verplicht. Dit is het geval voor rioolwaterzuiveringsinstallaties, het houden van landbouwhuisdieren en andere agrarische acitiviteiten. Deze geurregels omvatten vaste afstanden en door de gemeente vast te stellen waarden voor geur. Wanneer de gemeente ten aanzien van deze activiteiten geurregels opneemt, wijst deze tevens één of meer bebouwingscontouren aan. Binnen deze bebouwingscontour geldt een hogere bescherming dan erbuiten.

Wanneer de Omgevingswet in werking treedt, heeft elke gemeente een tijdelijk omgevingsplan van rechtswege. Via de bruidsschat komen de huidige geurregels in dit tijdelijk omgevingsplan van rechtswege terecht. Zolang dit plan van kracht is, blijven deze regels dus van toepassing. Pas wanneer een gemeente besluit om voor een locatie het omgevingsplan te wijzigen, moet rekening worden gehouden met de geurregels uit het Bkl.  Tot die tijd hoeft dan ook geen bebouwingscontour te worden vastgesteld.

Een impuls voor gezondheid in de belangenafweging?

Op grond van een goede ruimtelijke ordening was het al mogelijk om te sturen op gezondheid bij nieuwe ontwikkelingen en dat gebeurt natuurlijk ook (al dan niet bewust). De toekomst zal dan ook uit moeten wijzen of de nieuwe uitgangspunten en instrumenten onder de Omgevingswet een verdere impuls gaan geven aan de rol van gezondheid in de totale belangenafweging, of dat het toch meer een onderwerp blijft voor het wensenlijstje.

Voor wat betreft gezondheid en het wonen in de buurt van een geitenhouderij zal de komst van deel drie uit de onderzoekenreeks Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO) naar verwachting een bijdrage gaan leveren aan de invulling van de nieuwe Omgevingswetinstrumenten omtrent gezondheid.

Geschreven door: Mats Baars & Menno Luijkx

Hulp nodig op het gebied van gezondheid onder de Omgevingswet? Neem dan contact op.

Meepraten over dit onderwerp? Laat hieronder een reactie achter!

Gepubliceerd op jan 18, 2022 en geschreven door:
Menno Luijkx

Menno Luijkx

Junior adviseur Omgevingswet

Blijf op de hoogte en schrijf je in voor de nieuwsbrief

Nieuwsbriefinschrijving