Omgevingswet: een kans voor kruimelgevallen!

De rijksoverheid is op dit moment bezig met de grootste naoorlogse wetgevingsoperatie, namelijk het invoeren van de omgevingswet. Hiermee krijgen professionals in de ruimtelijke ordening vanaf 2018 dagelijks te maken. Alles wordt weer anders en het is de mens (dus ook de professional in de RO) eigen om behoudend te reageren op veranderingen in de omgeving. Maar elke verandering biedt ook kansen voor diegenen die het willen zien.

Hoe staan we ervoor?

  • Naast en buiten het bestemmingsplan staan de vergunningsvrije bouwwerken. Vergunningvrije bouwwerken zijn geen grote bouwwerken en je kunt ze altijd realiseren omdat je niet aan een bestemmingsplantoets toekomt.
  • Het bestemmingsplan dat op een locatie door middel van bouwregels een bouwoppervlak/volume benoemt en begrenst. Binnenplanse flexibiliteit; om in beperkte mate af te wijken van de bouwregels.
  • Buitenplanse flexibiliteit (klein); bekend als de kruimelgevallenregeling. Te vinden in bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht. Soms wordt deze ondersteund door gemeentelijke beleidsregels die aangeven wanneer deze bepalingen wel of niet toegepast mogen worden.
  • Buitenplanse flexibiliteit (groot). Zijn de bouwvoornemens groter dan wat bijlage 2 mogelijk maakt, dan kom je in de uitgebreide procedures terecht en wordt het al; snel getypeerd als grote afwijking. Deze laat ik hier verder buiten beschouwing.

 “Eenvoudig beter”

Voor een eenvoudige uitbreiding van een woning moet nu op 4 plaatsen worden gekeken om na te gaan of er een vergunning voor nodig is. Dit is voor een gemiddelde burger al tamelijk ondoorgrondelijk. Eén van de slogans bij de Omgevingswet is nota bene “eenvoudig beter”. Op grond daarvan zou je verwachten dat het mes in de voornoemde regelset gaat. Dat valt reuze mee of tegen, afhankelijk van de invalshoek. Van de vier elementen komt er slechts één te vervallen. De regels voor vergunningvrij bouwen blijven bestaan. Het bestemmingsplan en de bouwregels blijven ook bestaan in de huidige vorm, maar deze gaan over in het omgevingsplan. Wat wel verdwijnt is de buitenplanse flexibiliteit (klein). De buitenplanse flexibiliteit (groot) blijft ook.

Gemeente kan differentiëren

Als de Rijksoverheid niet meer de kruimelgevallen definieert, wie dan wel? De  gemeente! In het omgevingsplan komt er meer ruimte voor de invulling van de binnenplanse flexibiliteit. Dat biedt kansen voor een gemeente. Deze kan zelf bepalen  hoeveel er van de gegeven locatieregel (huidige bestemming) afgeweken mag worden. En misschien nog wel belangrijker; de gemeente kan onderscheid maken waar ze welke afwijking toe wil staan. Ze kan zelf differentiëren in de regels voor de bebouwde kom en voor het buitengebied. Want de kruimels in het buitengebied kunnen relatief groter zijn dan in de stad.

Een serre van 4 meter diep stelt voor een riante vrijstaande woning in het buitengebied niet veel voor, maar diezelfde serre aan een rijtjeswoning in de bebouwde kom, is een forse ingreep.

Besparing!

Met nieuwe binnenplanse flexibiliteit in het omgevingsplan zou je die serre van 4 meter in het buitengebied wel regulier kunnen vergunnen, maar in de kom vraagt dat om een wijziging van de locatieregels met een bredere afweging van belangen. Omdat alles is opgenomen in 1 omgevingsplan wordt het voor de burger inzichtelijker. En als je het als gemeente slim aanpakt, bespaart het je tijd (en dus geld) in toetsing en uitgebreide procedures.

Kortom: een kans!

Hulp of advies nodig? Onze experts zijn er om te helpen!
Bekijk hiervoor onze expertise Omgevingswet of neem contact op.

Gepubliceerd op feb 20, 2015 en geschreven door:
Koen van Polanen

Koen van Polanen

Directeur / Juridisch Adviseur

Blijf op de hoogte en schrijf je in voor de nieuwsbrief

Nieuwsbriefinschrijving