Actualiteiten Omgevingsrecht – Week 12 | 2023

Jurisprudentie Omgevingsrecht

Plattelandswoning (ECLI:NL:RVS:2023:1151)
De exploitant van een intensieve veehouderij heeft in het verleden de bijbehorende bedrijfsbebouwing met bedrijfswoning gesplitst. Sindsdien wordt de bedrijfswoning gebruikt als burgerwoning door andere eigenaar. Dit gebruik is echter in strijd met de agrarische bestemming, op basis van het geldende bestemmingsplan. Dit brengt met zich mee dat de woning uitsluitend als bedrijfswoning mag worden gebruikt bij het ter plaatse gevestigde bedrijf. Ter legalisatie van de feitelijke situatie, bestaat het voornemen om het bestemmingsplan te herzien en de aanduiding “specifieke vorm van wonen – plattelandswoning” op te nemen. Hierdoor heeft de woning geen functionele binding meer met het bedrijf.

Het college van de gemeente Peel en Maas heeft een omgevingsvergunning verleend voor het, in strijd met het geldende bestemmingsplan, tijdelijk gebruiken van een bedrijfswoning als plattelandswoning. De exploitant van het veehouderijbedrijf stelt dat er geen aanvaardbaar woon-en leefklimaat kan worden gegarandeerd en daardoor sprake is van een belemmering in de bedrijfsvoering. Bovendien zou ook sprake zijn van een te hoge geurbelasting. Er is onterecht geen onderzoek gedaan naar geluidsbelasting.

De Afdeling heeft in een eerdere uitspraak overwogen dat bij het bepalen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, zowel de belangen van de omwonenden als de belangen van agrarische bedrijven bij een ongehinderde bedrijfsuitoefening gewaarborgd moeten zijn. (ECLI:Nl:RVS:2015:2364) Daarnaast volgt uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Wet plattelandswoningen dat met de een plattelandswoning is beoogd om de planologische status bepalend te laten zijn voor bescherming tegen milieuhinder. Dit betekent dat een plattelandswoning planologisch nog steeds deel uitmaakt van het bedrijf, maar deze woning niet wordt beschermd tegen de milieuemissie van het bedrijf. Op deze manier wordt het bedrijf ook niet belemmerd door de woning. Hiermee is echter niet automatisch sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het college zal alsnog een belangenafweging moeten maken (ECLI:NL:RVS:2018:820). Hiervoor is een geur- en geluidsonderzoek dan ook noodzakelijk. Op basis hiervan kan het college bij het beoordelen van de aanvraag om een omgevingsvergunning rekening houden met hetgeen planologisch maximaal mogelijk is.
Opmerking verdient dat de eisen voor de luchtkwaliteit ook bij plattelandswoningen gelden. Dit blijkt uit een eerdere uitspraak van de Afdeling (ECLI:NL:RVS:2015:236). Er moet blijken dat de luchtkwaliteit niet aan de te verlenen omgevingsvergunning in de weg staat.

Gebruik onderzoeksrapporten (ECLI:NL:RVS:2023:1148)
Het college van de gemeente Haarlem heeft een omgevingsvergunning verleend aan een woningstichting, voor het voor het realiseren van tijdelijke huurwoningen voor de huisvesting van statushouders en het ontwikkelingen van een cultureel maatschappelijke ruimte. Tijdens de voorbereidingsprocedure heeft de woningstichting de vergunningsaanvraag enigszins gewijzigd. Omwonenden kunnen zich niet verenigen met dit plan. Zij voeren onder andere aan dat bij de vergunningverlening onterecht gebruik is gemaakt van de onderzoeksrapporten, die ook zijn gebruikt bij het verlenen van de eerste (ongewijzigde) aanvraag om een omgevingsvergunning. Volgens hen geldt op basis van artikel 3.1a Wabo dat de verlening van de vergunning gebaseerd moet zijn op onderzoeken die niet ouder zijn dan twee jaar. In dit geval zijn de onderzoeken meer dan vijf jaar oud zijn. Aangezien de situatie ter plaatse zodanig gewijzigd is, kon het college zich hier niet op baseren.

De Afdeling stelt dat uit het bovengenoemd artikel blijkt dat het college bij het verlenen van een omgevingsvergunning, zich in ieder geval kán baseren op gegevens en onderzoeken die niet ouder zijn dan twee jaar. Blijkens de Memorie van Toelichting is met dit artikel beoogd dat dan geen nadere motivering of rechtvaardiging nodig is. Gegevens en onderzoeken die ouder zijn dan twee jaar mogen wel gebruikt worden, maar het gebruik van oudere gegevens moet gemotiveerd worden, op grond van het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel.
In dit specifieke geval blijkt niet dat er sprake is van gewijzigde feiten of omstandigheden, waardoor het college de verschillende onderzoeken niet meer aan de omgevingsvergunning ten grondslag heeft kunnen leggen. Het feit dat omwonenden in de procedure tegen de eerder verleende omgevingsvergunning al inhoudelijke bezwaren hebben aangevoerd tegen de onderzoeksrapporten, doet hier niets aan af.

Op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen en actualiteiten in het omgevingsrecht? Ruimtemeesters houdt wekelijks de laatste jurisprudentie bij. Volg ons op LinkedIn of schrijf je in voor onze maandelijkse nieuwsbrief om niets te missen!
Hulp of advies nodig? Onze experts zijn er om te helpen! Neem contact met ons op. 

Klaar voor een nieuwe uitdaging? Bekijk de openstaande juridische vacatures:

Ondernemende Jurist
Senior Jurist Omgevingsrecht
Medior Jurist Omgevingsrecht
Medior Jurist Handhaving
Junior Jurist
Juridisch Adviseur Omgevingsrecht

Gepubliceerd op mrt 31, 2023 en geschreven door:
Koen van Polanen

Koen van Polanen

Directeur / Juridisch Adviseur

Blijf op de hoogte en schrijf je in voor de nieuwsbrief

Nieuwsbriefinschrijving